1993 Joekagieren


November 1993, Amsterdam.
Svetlana Sakolova: “Ik ken Irina Klimentova al lang. We hebben samen bij de televisie gewerkt. Maar op een dag zegde ze plotseling haar baan op en vertrok naar de nederzetting Severny, die in het Ust'-Janskt district ligt. Ze had het idee in dat dorp een 'barmhartigheids-huis' te openen voor de oude mensen van de toendra. Irina is zelf Joekagierse en is in dat gebied geboren. Bijna twintig jaar woonde ze in Jakoetsk en elke keer als ze in de vakantie haar vaderland bezocht, werd ze getroffen door de uitzichtloosheid van het bestaan van haar landgenoten. De huizen in hun stamnederzetting Ust'-Jansk (Oest-Janski) waren elk jaar bouwvalliger, velen hadden geen eigen woonruimte in het dorp en waren gedwongen het jaar rond te leven op de toendra. Er is zoveel pijn en bitterheid in haar ogen als zij hierover vertelt. En ook ikzelf ken het leven van de noorderlingen maar al te goed. Je hoeft alleen maar een begraafplaats te bezoeken of de woorden 'het overlevingsprobleem van de noordelijke volken' krijgen zo'n reële betekenis dat je het wel van de daken wilt schreeuwen: 'Redt ze!' - er sterven immers hele volken uit. Op de begraafplaatsen van de Joekagieren, Eveny en Evenki zult u niet de resten van oude mensen vinden. Allen die je aankijken vanaf de foto's op de gedenktekens bij de graven zijn voor hun dertigste overleden. En velen van hen hebben daar zelf voor gekozen. Door de hopeloosheid van het leven raken heel jonge jongens aan de drank. Voor een rendierfokker of een jager is het moeilijk een gezin te stichten. Niet ieder meisje wil zijn eenzame bestaan in de taiga of de toendra delen. Zo komen er dus in de dorpen steeds meer 'verweesde' ouderen. Er is niemand om hun leven te verlichten, niemand om ze eten te geven in deze moeilijke tijd. Velen van hen moesten in bejaardenhuizen in de steden gaan wonen. Maar daar hebben ze niemand om mee te praten; ze hebben veel heimwee naar hun eigen streken, naar de toendra. En als ze dus horen over Irina's 'barmhartigheidshuis' in de nederzetting Severny aan de rivier Jana, willen ze daarheen. Ze komen daar vies, vol met luizen, zelfs zonder verschoning aan. En ze zeggen openhartig dat ze daar naar toe gekomen zijn om te sterven. Er is niemand anders dan Irina om hun oude dag te verwarmen met een vriendelijk woord in hun eigen taal, hen de ogen te sluiten en hen te begeleiden op hun laatste reis.


Maar wat wacht diegenen die nu over de toendra trekken?
Onlangs werd in Jakoetië een wet uitgevaardigd over de stam-gemeenschap. Joekagieren, Eveny en Evenki kunnen nu beschikken over hun eigen grond en de daarin aanwezige bodemschatten. Maar slechts 18% van het hele territorium van rendierweiden behoort nu aan hen toe. Het grootste deel wordt beheerd door mijnbouwbedrijven. Zij hebben het geld, de techniek en de macht.
De traditionele bedrijvigheid van de noordelingen echter -jacht, rendierteelt en visvangst- kan de bevolking niet voeden. Staatsbedrijven hebben een monopolie ingesteld op de produktie en hebben verschillende verboden ingesteld onder het mom van natuurbescherming. Door de hoge kosten van transport en de veel te lage prijzen blijven veel produkten onverkocht en rotten weg

Hoe te overleven in zulke omstandigheden?
Enkele stamgemeenschappen zijn begonnen met het winnen van goud. Maar niet iedereen keurt een dergelijke ondernemingszin goed. Het hoofd van de gemeenschap 'Joekagir', Aleksej Sleptsov, is van mening dat het een zonde is, omdat hun land niets dan rampen en verwoesting heeft gezien van de industriële ontginning.
En zo is het inderdaad. Het toendralandschap doet vanuit de lucht gezien steeds meer denken aan een maanlandschap. Over de verwoesting van het leefmilieu van inheemse volken wordt veel gesproken. Maar wat hebben we daaraan als we zien welke enorme hoeveelheid hulpbronnen het comfortabele leven in de ontwikkelde landen van Europa en Amerika eist. We kunnen slechts hopen dat de mensheid uiteindelijk zal beseffen waartoe de gulzige consumptiemaatschappij leidt en zich zal wenden tot de ervaring van de inheemse volken, die in staat zijn hun behoeften verstandig in overeenstemming te brengen met de mogelijkheden van natuur en land. Het land zal zijn kinderen nooit hongerend achterlaten. Alleen de mens zelf kan zich veroordelen tot een catastrofe.

Svetlana Sokolova is journaliste en cineaste.
Indigo, maart 1994

Programmakrant Stemmen van de Aarde
31 oktober – 21 november 1993
Republiek Sacha (Jakoetië) is een van de autonome republiek binnen de Russische Federatie.
Op een totale bevolking van bijna een miljoen, zijn er bijna een half miljoen Jakoeten. In hun eigen taal noemen ze zich Sagga.
De Jakoeten leven op de taiga langs de rivier de Lena en haar talloze zijrivieren en op de toendra's langs de kust van de Noordelijke IJszee. Sinds de 17e eeuw trekken Russischemigranten al hun gebied binnen. Het land is rijk aan ertsen, waaronder goud en diamant, en is steeds als wingewest door de Russen gebruikt.
Een actieve Jakoetse bevrijdingsbeweging strijdt momenteel voor meer zeggenschap voor de Jakoeten over de toekomst van hun land. Ook wil zij de oorspronkelijke Jakoetse cultuurweer een eigen gezicht geven.
Swetlana Sokolova, cineaste, is daar een warm voorstander van. Zij maakte onder andere films over de goudwinning en de daardoor veroorzaakte vervuiling van de rivieren en het Sjamanisme, de religie van de Jakoeten, die ondanks het communistische verbod, altijd is blijven leven. Swetlana maakt zich grote zorgen over de ecologische problemen van haar land en het daarmee verband houdende uitsterven van inheemse volken in haar land. Tijdens Stemmen van de Aarde is zij daarover komen vertellen.

Tijdens Onthullen om te overleven: inheemse volken en film (ReRun Produkties, 1993) werd de film: Labunmedenu The Land Of Vaduls (1991; Vaduls, Siberië) over Joekagieren vertoond, naast: The lost book (1992, Oroches, Siberië) en Return to the ghost people (1993, Koryaks, Kamchatka).

Association of Indigenous Peoples of Sakha Republic